woensdag 28 maart 2012

Hellingproef

Dat ik niet kan autorijden, heb ik hem net bekend. Hoewel ik er zelf niet mee zit, lijkt het bij iedereen die ik tegenkom toch een groot punt te zijn.
"Weet je hoe oud ik was? Toen ik voor het eerst reed?" vraagt hij.

Ik schud mijn hoofd, kijk verwachtingsvol naar links. Waar zijn handen op het stuur liggen. Voor ons de lege, lange weg. Naast mij een slordig geschoren wang. Een zorgvuldig uitgekozen zonnebril echter. Vergis je niet: ijdelheid is hier de uitgaanswaarde. En ik? Ik vind het heerlijk.

"Nou, raad eens hoe oud ik was?" Dan, als ik vrolijk maar zonder iets te zeggen mijn schouders ophaal:
"Avevo nove anni"
"Nove?! Ma non ci credo!"

Op zijn 9e reed hij al.  Zijn opa nam hem mee, het land op, waar niemand hun kon zien. De grote stukken hobbelig terrein, onbewerkt land – en waarom ook niet? Misschien was dat anders, op een Ape Piaggio bijvoorbeeld. Zo'n karretje is dat.
"Wat deed je nog meer toen je daar woonde?" vraag ik nieuwsgierig.
"Oh, ik ging echt bijna nooit naar school. Ik hielp mijn opa 's ochtends op de markt. Lekker dingen verkopen, dan mocht ik meeschreeuwen!"
Dan: "Ik moest wel heel vroeg opstaan altijd… 6 uur ofzoiets…"
"Was hij niet streng?" vraag ik
"Wie, mijn opa?"
Fuck, ik heb me alweer versproken. Ik bedoel natuurlijk niet streng, maar zwaar. Niet duro, maar difficile.
"Nee nee, ik bedoel, was het niet moeilijk om zo vroeg op te staan?"
"Oh, jawel, vooral in de winter"

De auto dus. Het dak is los, eraf. De wind maakt mijn haar in de war (ik zal het vandaag niet toonbaar meer krijgen, dat is zeker). Ik vind het niet erg. De zeewind is zout. Ik ben te verlegen voor een ritje als dit, maar toch leun ik achterover. We parkeren op iets dat ik een kaap zou noemen. Of een afgrond. Hoe dan ook: hij parkeert natuurlijk en ik ben doodsbang dat de auto het ravijn intuimelt. Ik kijk naar randjes en het ruwe van de rotsen. Het stelt me niet echt gerust, maar dan kijk ik op. Het uitzicht, de horizon is ongelooflijk. Het vulkanische eiland lijkt zo dichtbij. In werkelijkheid is het drie uur varen en dan moet je nog zelf van de schommelende boot afspringen, want een haven heeft het nauwelijks. Zo zijn reizen nu eenmaal. Ik wil opstaan, naar de zee lopen, maar de auto staat echt dicht bij de afgrond. Een strand zie ik niet, het lijkt alsof onder de rotsen de zee direct begint. Lieve wereld vol schoonheid, je weet niet half hoe mooi je bent, en wij koesteren je nog lang niet genoeg.


6 opmerkingen:

  1. Wat wil je koesteren in die wereld dan, de zee? De natuur? Of toch liever die jongen? ;)
    Ik wil ook.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Aaaah jij moet romans schrijven, oké? Beloof je dat?

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik ben het met Laura eens. Je schrijft zo mooi! Echt een heel goed stuk weer.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @ Esra: Het goede nieuws: je bent er al! Het slechte nieuws: je moet er zelf ook wat voor doen ;) En de natuur, een mens koesteren lijkt me een wat ondankbare houding :p

    @ Laura: :D Will try to!

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Wat een mooie stukje. Het maakt autorijden opeens heel speciaal.

    BeantwoordenVerwijderen