maandag 25 juni 2012

Bewilderment

Frenzy. Het is zo verschrikkelijk frenzy, caotica. 

"Is hier piazza Garibaldi?" vraag ik aan de vrouw tegenover me in de bus.
"Nee, de volgende, en als je Garibaldi ziet: geef hem een zoen van mij!" Ze lacht hartelijk.
Als ik uitstap wacht behalve een statig standbeeld ook een druk plein me op: let op je tas, let op je spullen. Ik moet helaas toch nog even hier blijven. Op de semi-snelweg  rondom het plein lopen mannetjes met een flesje water en een ruitenwisser. Als de stoplichten op rood gaan, schieten ze tussen de auto's als vissen tussen koraal en beginnen driftig de ruiten schoon te maken. De automobilist wordt geacht hiervoor wat geld te geven, dus volleerde inwoners van de stad weren de wassers al direct af.

De mannen die dit werk doen, hebben een zwerversuiterlijk, missen tanden. De armoede lees je in de groeven in hun huid.
"Bellaa" stamelt er één, net verkeerd. "Mag ik een foto van je maken?"
"Eh, doe maar niet" zeg ik.
Soms vraag ik me af of het makkelijker is te reizen en de taal niet te begrijpen.

Na een tijdje wordt het te vermoeiend, steeds superattent te zijn, en ga ik de markt op: de straten vol met nepproducten, adidas, all stars, noem het maar op. De spullen zien er eerlijk gezegd best leuk uit, maar de drukte is overwhelming. Als je ergens écht op moet passen, moet ik mezelf corrigeren, is het hier. De donkere Afrikanen laten me met rust, maar van de Algerijnen heb ik veel last. Als ik naast me kijk, is er opeens een man, die me niet meer verlaat - terwijl ik alle oogcontact gemeden heb. Ik antwoord gemeen, chagrijnig, maar helaas helpt het niet, en weer: het was waarschijnlijk beter geweest niets te begrijpen en niets te zeggen.
Als ik de hoek omkeer fluistert iemand onverwacht iets in mijn oor.

Uiteindelijk vind ik een betere plek om te wachten. Ik lees de krant (nog meer ellende, weer: waarom begrijp ik toch zoveel?) en denk aan wát diegene in mijn oor fluisterde. Het verlangen dat iemand dat zou menen is opeens zo groot en aanwezig.

Zondagochtend vertrek ik naar een dorpje vlakbij, zo aan de stad grenzend dat het als één wordt gezien. De zon is fel, schroeit zowat, maar ik heb dan ook een lichte huid. Een kleine kilometer lopen is het nog, niet ver. Ik passeer een pasticceria met de heerlijkste gebakjes.

Dan terug: opnieuw boze, strakke gezichten die me aankijken. In Nederland glimlachen er weinig terug. Hier zou het traditie moeten zijn, maar ik snap best dat je met de jaren criminaliteit, zelf steeds bozer wordt. Ik neem me voor om met de jaren vriendelijker te worden, liever en onvoorwaardelijker.

Ik neem me ook voor dat eeuwig zeurende verlangen écht te stoppen, maar ik moet eerlijk toegeven dat ik niet weet hoe, behalve the obvious: wachten totdat het mogelijk is eraan toe te geven. Maar, zeg ik tegen mezelf, het kán toch niet dat iemand ciao amore in je oor fluistert, en dat je overweegt te reageren, alleen omdat je zo graag wil dat het echt is. Wat een kleine problemen heb ik - maar het is fijner hieraan te denken dan aan de twee mannen van de organisatie die zijn doodgeschoten woensdag.

2 opmerkingen:

  1. Impressing... Zo'n situatie lijkt me best eng.
    Dat dilemma van je herken ik trouwens maar al te goed, want ik wil ook wel aandacht, maar wil dat zeggen dat ik het moet toelaten van de eerste de beste die het me geeft?
    Nee, dus, maar welke dan wel? De tweede, de derde? De tiende? De honderdste?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Wat een goede sfeerbeschrijving zeg, je hebt echt talent :) Het klinkt allemaal erg heftig. Ben je inmiddels al een beetje gewend?

    BeantwoordenVerwijderen