maandag 8 april 2013

Kernachtig

Leo werkte bij het Krasnapolskyhotel. Als lobbymanager.

Als we over hem praatten, en dat gebeurde vaak, dan noemden we hem naar zijn werkgever.
"Heeft het Krasnapolsky nog gebeld?" vroeg Mar dan aan mij. Of ik zei:
"Ik baal echt van dat gedoe met het Krasnapolskyhotel!"
Het was leuk en ook een beetje spannend, alsof we weer acht waren en een geheim wachtwoord voor onze club hadden. Een wachtwoord dat alleen wij kenden.

Mar woonde boven een rossig café vlakbij de Zeedijk. Als ik bij haar logeerde luisterde ik tot 's ochtends vroeg naar het gerinkel van de glazen en geroezemoes van de cafébezoekers. Ik draaide me om en om op het kleine matrasje tot het licht werd.
Bij Leo logeerde ik nooit.

En toch voelde ik me speciaal, als nooit tevoren. Soms kreeg ik croissantjes met abrikozenjam er heel kunstig in verwerkt, gestolen in een servetje. Leo smokkelde ze met een glimlach naar Mars studentenhokje. Als zij naar college was lagen we uren in bed muziekjes te luisteren, Britpop die ons het bed niet uitkreeg, hoe snel de gitaren ook. Ik at treuzelend - want het was zo fijn dat ik het altijd zo wilde houden - en hij keek toe. Smeerde een boterham met Nutella en kwam weer naast me liggen. Zei nooit zoveel, luisterde liever. Lachte.

Dankzij Mar had ik Leo leren kennen. Wel zo makkelijk, want zij had Leo nooit leuk gevonden. Hij was als alles wat ik nooit mocht hebben - en dan in mensvorm. Als de mierzoete Napoleonsnoepjes die je graag wilde toen je klein was. Niet goed voor je tanden of je buik, en bovendien ging je tong zeer doen als je er te veel at. En toch wilde je er één, en nog één. Zo bewoog ik speels rond Leo, die mij precies gaf wat ik wilde hebben. Het verpakte in precies zo'n mooi rood-groen plasticje. Hij had alleen net zo'n zure kern als dat snoepje. Venijn binnenin waar je te laat achterkomt.

Want algauw was het niet alleen spannend meer, maar ook een beetje verdrietig. Zoals hij mij liet wachten, of erger nog, negeerde. Leo behandelde me als afval, maar de obsessie groeide. Ik wilde niet langs het Krasnapolsky lopen, maar het gebeurde me steeds. Omdat ik nog langs de Slegte wilde, voor ik naar het station ging. Omdat ik wel een wandelingetje kon gebruiken. Omdat ik vlakbij een afspraak had. De Dam werd mijn slenterpleintje. Leo zag ik nooit, maar wel diamanten aan elke vrouwelijke ringvinger. En bont. Het zeurde, en het voelde allesbehalve exclusief. Die croissantjes kon ik vast ook zelf bij een bakker kopen.

Ik wist niet wat me overkwam, onafhankelijk als ik mezelf kende, afhankelijk als ik werd. Napoleon was tenminste onschadelijk vanaf zijn eilandje. Maar Leo werkte op de Dam. Leo niet.


Fictie!

3 opmerkingen:

  1. Haha gelukkig had ik meteen al in de gaten dat het fictie was. Mooi!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Voordat er verwarring ontstaat ;)

    Fascinerend hoe het Kransapolsky zo'n literaire status verkregen heeft. Altijd wordt er gewacht op mannen en vrouwen die niet of te laat komen, wordt het laatste geld besteed aan een nachtje uitzicht over de Dam en als er iets status geeft dan is het wel dat croissantje en eindeloos veel koffie die in zilveren potten in sierlijke stralen in veel te kleine kopjes geschonken wordt.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik lees graag fictie, dus laat maar komen. :-)

    BeantwoordenVerwijderen