Wat een heldere hemel, fel stralende zon, zomaar in Nederland. Blote voeten in het gras.
Het is warm buiten. Fris en beloftevol warm in de ochtend, drukkend en benauwend in de middag. Ik laat mijn rolluik de hele dag halfdicht. Mijn kamerraam staat altijd op een kiertje. Hier leer ik het beste, al zes jaar lang. Achter mijn kleine bureautje, dat me geen enkele rommel toestaat. Dan zou het schrijfvlak immers meteen volliggen. Dat is nu eigenlijk al het geval: verschillende kleine stapels oefenexamens vechten om mijn aandacht.
Geen enkel A4 krijgt die aandacht ook.
Ik zit verslagen op de grond, op valafstand van mijn bureau. Hoe moet ik dit voor elkaar krijgen? Ik heb nog drie weken, maar mijn buik is vol angst, gemetseld als bakstenen. Eindeloos slik ik, maar ik krijg de blinde paniek niet door mijn keel gespoeld, mijn lijf uit. Weet niet waar ik moet beginnen. Weet niet hoe ik dit kan halen, ik? Ik red het niet.
Het zijn hulpeloze gedachten, totaal niet behulpzaam, ik weet het. Wat door mijn hoofd raast is verre van rationeel. Zelfs als ik diverse onvoldoendes haal, kan ik nog een bovengemiddeld goede cijferlijst op mijn gymnasiumdiploma veroveren. Zo netjes sta ik ervoor. Zo goed kan ik de eindexamens in.
Het helpt niet.
Mijn voeten wrijf ik gefrustreerd, wanhopig haast, over het kleine oosterse tapijt voor mijn bed. Mijn voetzolen tintelen van stress, en irritatie over mijn eigen gedrag. Waarom kan ik mezelf nu niet even bijeenrapen? Aan een oefenexamen beginnen? Hoe langer ik hiermee doorga, hoe gestoorder het is, en hoe minder tijd ik straks overhoud voor het leren zelf. Dat besef ik toch wel?
De laatste gedachte maakt me nog zenuwachtiger dan ik al was.
Alsof het zo hoort begin ik weer te huilen.
"Lieverd toch," zegt mijn moeder, die naar boven is gekomen.
"Zal ik een tosti voor je maken?"
Aan haar hand laat ik me naar beneden voeren.
Het is een lange tocht.
Mei 2008
Geen opmerkingen:
Een reactie posten