Mat. Dagen lang, dagen kort, zonder zonlicht. Was ik ook zo apathisch toen het de eerste keer eindigde? Ik weet het echt niet meer. Verdriet maakt vergeetachtig.
Ondertussen ren ik, heus, ik doe mijn best, en lees ik. Maar als ik geraakt word door een zinnetje in mijn boek, kijk ik op en zie ik mezelf staan in de Nobelstraat, huilend in de armen van T., die ik nooit meer kwijt wil maar al kwijt ben sinds ik hem ken. In herinnering klinkt het als kermen, als een dier dat gewond is. En dat was nog maar de tweede keer, voordat het liegen startte.
Soms lach ik en dan voel ik me onmiddellijk betrapt, alsof ik niet meer vrolijk zijn mag. Zo is het niet, dat weet ik wel. Trouw schrijf ik iedere dag, waarvoor ik dankbaar ben, wat fijn was, al gaat het moeizaam - maar ik wil het gebeurde niet loslaten, omdat ik daarna vergeten zal.
Het.
Vertellen. Lachen, vertrouwen. Vergelijken, stoeien, koken. Rennen, laat slapen, kusjes, rake berichtjes. Jou.
Stomme smoes eigenlijk: ik vergeet helemaal nooit iets. Opbergen en negeren, dat is mijn kracht - maar geef me mijn eigen teksten te lezen en ik ben zo tien jaar jonger.
In de tram zit een man met Down schuin tegenover me. Hij leest breeduit de krant, niemand kan er meer naast zitten. Een blonde vrouw van achterin de veertig komt naast mij zitten, bij het raam.
De man lacht hardop om een krantenkop en herhaalt wat hij leest. Aan mijn rechterzijde zucht iemand, maar de vrouw links glimlacht vriendelijk naar de man tegenover haar.
"Wat staat hier?" vraagt hij haar plots, met dikke tong.
"Centraal Afrikaanse Republiek" leest de vrouw geduldig.
Ik mag haar nu al.
Mijn gedachten schieten over Down en syndromen, over abortus en recht, over wat mensen elkaar aandoen maar ook over pijn die toch wel komt. Ze buitelen traag als boodschappen op een lopende band en blijven steken aan het einde, precies gelijk aan de start. Mijn ogen glanzen. Ik kijk stug vooruit, met alle kracht die me rest, maar de man merkt het op.
"Hee" Veel te lief, bezorgd.
Hij raakt mijn knie aan. "Meisje, niet huilen"
Ik kan het inmiddels heel stil. De mensen die instappen merken het niet eens, een beetje mascara op mijn wangen is alles. Ik dep mijn wangen niet meer met zachte handschoenen, het helpt zo weinig maar.
De man blijft zachtjes wat praten, meer in zichzelf dan tegen mij. Hij grabbelt in zijn tas en vindt uiteindelijk een flesje Orangina, dat hij me voorhoudt. "Wil je dit?"
Ik weiger het drinken, maar het gebaar schenkt me een glimlach.
"Over wat mensen elkaar aandoen maar ook over pijn die toch wel komt." Auw, dit is zo pijnlijk herkenbaar... Ook het hebben van dit soort gedachten in het openbaar vervoer. Ik weet precies wat je bedoelt :( Maar ooit zijn die gedachten weer vergeten, hoop ik maar.
BeantwoordenVerwijderenWel heel lief van die man :)
<3
BeantwoordenVerwijderenJij schrijft zó mooi. Ik hoop dat je ooit een boek gaat schrijven, want wow.
BeantwoordenVerwijderen