woensdag 22 april 2015

Alleen

"Weet je nog toen je me zag?" zeg ik.
"Wat ik dacht?" vul je aan.
Je stopt met praten. De stilte kruipt als een kille windvlaag langs mijn armen omhoog.
"Ik heb het helemaal verkloot, dacht ik"

Ik wist niet dat vertrouwen zoveel niveaus kende. Eerlijkheid als een zee waar je altijd nóg een emmertje uit kunt blijven scheppen.

Of we nu breken en elkaar zes weken niet zien, of dat we proberen te lijmen... Het verandert voor mij niets. Ik heb zoveel vertrouwen in je. Te midden van al deze eerlijkheid kan ik je niet opgeven; als jij mij zoekt, jaag ik je niet weg. Als jij mij jezelf toevertrouwt, luister ik.

Dus ben je terug. Zit je naast mij op het koude parket. Het appartement is al bijna leeg. We kunnen nergens zitten, de bank is weg. Alleen het onopgemaakte bed staat er nog. Waarin ik straks weer slapen ga, het bed waarin ik je mis, tegen de muur aankruip, spreekfluister in het donker.
Ik mis je, zeg ik dan. Ik wou dat je bij me was. Ik mis je. Ik mis je.
Ik zeg het zomaar drie keer.

De stilte van 's nachts alleen is zelfs 's avonds samen al te ongemakkelijk voor jou. Weer vertel je me hoe perfect het was. Het regent complimentjes op mijn hoofd en schouders. De aantrekkingskracht was er, dezelfde gedachten, het wederzijdse bodemloze vertrouwen. Wat maakte je toch zo bang, vraag je jezelf boos af.

Ik antwoord niet - ik wil deze discussie niet meer.
Niet weer ons breken. Ik wil ons samen, jij wil het makkelijkste. Geen moed tonen, maar omarmd worden door mij.
Je trekt mijn schouder naar je toe, draait mijn gezicht en kust me.



Je reageert niet op mijn opmerking.

Ik vraag er niet meer naar.

3 opmerkingen: