dinsdag 15 maart 2016

Hoofd vol zorgen.

Borstkanker.

Als het echtpaar de spreekkamer verlaat, stoot de chirurg me aan. Hij wijst naar de man.
"Ken je hem?" zegt hij
"Arthur de Laat, hoogleraar longgeneeskunde in Amsterdam. Goed bespraakte man. Reputatie hoog te houden. En moest je hem net eens zien zitten"
Ik kijk de man en vrouw na. Iets ouder zijn ze al. Zij roodgestifte lippen, aan kleine zachte rimpeltjes valt niet te ontkomen. Zijn blonde haar slap, al iets dunner geworden. Zo'n stel waarvan je inschat dat de kinderen minimaal pubers zijn, misschien zelfs al het huis uit.
De opmerking van de chirurg blijft in de lucht hangen.

Als co-assistent rest me niet veel anders dan geïnteresseerd te knikken.
Niet dat hij kijkt. Haalt de volgende patiënt al binnen.

Ik vond het toen eigenlijk juist níét gek. Dat een hooggeplaatst persoon ook diepe dalen zal moeten doorwandelen. Zoals ieder ander. En dat dan ook doet als ieder ander:
ongeloof
verbijstering
woede
verdriet

Als arts zit je toch ook niet lekker aan de andere, verkeerde kant van het bureau? Wachten op de uitslag van je oma, tante, zus, nichtje of moeder?

Maar nu weet ik het zelf.
Het zit verschrikkelijk.
Zelfs al zit je maar virtueel en krijg je het gesprek later opgenomen terug te horen.

Toch: nu lukt het me beter te vertellen.

Het spijt me, maar we overwegen ook de diagnose 'kanker' bij uw kindje.
Zonder tranen.
Met gevoel.
Al stort dat naast de ouders neer.
We weten het niet.
U moet wachten.
Het spijt me.
U moet wachten.

2 opmerkingen:

  1. :( :(
    Wat heftig. Wel heel mooi geschreven (klinkt stom, maar echt)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Niet bepaald het leukste onderdeel van je vak... Maar inderdaad mooi geschreven!

    BeantwoordenVerwijderen